“Ceci n’est pas une pomme” [foto]: Kees de Graaff
Om te beginnen is een [foto] platter dan plat. Het heeft een platheid van nul. Dit in tegenstelling tot een schilderij of een tekening, terwijl die laatste zeer zeker platter is dan een schilderij. Doch de tekening heeft nog structuur, van het papier en de inkt. Een [foto] bezit geen enkele structuur. En zou de [foto] een structuur hebben dan is deze niet meer zichtbaar voor het oog. De pixels van de printer of het beeldscherm zijn kleiner dan het oog kan onderscheiden. De structuur is volledig weggeplamuurd. De structuur van de [foto] bestaat uit bits, code voor de processor die het beeld moet opbouwen. Doch dit alles is onzichtbaar voor het blote oog. Bij een [foto] bestaat er geen enkele tactiliteit meer. Wat dat betreft is de [foto] een non-object, het heeft geen wezenlijk fysiek bestaan. Of deze [foto] nu geprint is of zichtbaar op de monitor, er is in principe geen wezenlijk verschil. Uitsluitend omdat het mogelijk is, zijn er vrolijke figuren die hun [foto] afdrukken op canvas, vraag me niet waarom. Maar dat raakt het wezen van de [foto] niet. Het is bijkomstige schmuck, een geintje, meer niet, het gaat ook voorbij aan de wezenlijke aspecten van de [foto], want de [foto] zal nooit de eigenschappen van een schilderij verkrijgen. Never. Nee de [foto] is immer platter dan plat, erger nog; de [foto] heeft zelfs geen ‘platheid’. Gewoon on-plat, als je dat zo zou kunnen zeggen. Je kan daardoor dus gewoon vast stellen dat de [foto] geen ding is. Het on-ding begint dus altijd met een nul-dimensie, je mag er geen hoogte van verwachten. Het lijkt bijna op de axioma’s van de wis en meetkunde; een punt is plek ergens met geen dimensies. Een rechte lijn heeft geen dikte en is de kortste afstand tussen twee punten. Wil je dit allemaal gewoon begrijpen dan moet je geloven in abstracties, en je daar aan overgeven. In het gewone leven bestaan er natuurlijk geen fysieke zaken die totaal geen dikte hebben, en dan mag het vislijntje nog zo dun zijn het heeft beslist een dikte.
Ondanks zijn begin uit de nul-dimensie manifesteert de [foto] zich wel in de lengte en de breedte, zoveel is wel zeker. En in meeste alle gevallen gewoon rechthoekig. En die rechthoekigheid is er in allerlei soorten en maten. Dit wil niet zeggen dat een [foto] een vaststaande lengte en/of breedte heeft. Beweeg of groeit de [foto] dan? Nee, de [foto] heeft de geconstateerde eigenschap dat het zich in diverse maten kan manifesteren. Eén en dezelfde [foto] is in het ééne geval klein, en in het andere geval erg groot, en alles daartussen natuurlijk. Er bestaan ogenschijnlijk wel ‘groeiende [foto’s] maar dat zijn eigenlijk animaties van heel veel op elkaar volgende groottes. Deze ‘groeiende’ [foto’s] kan men bewonderen in films en op computerschermen. Nogmaals: Eén en dezelfde [foto] kan zich manifesteren in verschillende formaten, en dit ook nog op verschillende plaatsen, en ook zeer zeker op verschillende tijdstippen. En op hetzelfde tijdstip kan die ene [foto] zich ook manifesteren in verschillende groottes. Zouden wij met ons gezond verstand niet weten wat een [foto] is dan zou men denken dat de [foto] kwantum-mechanische eigenschappen zou bezitten. Maar dat is gelukkig niet het geval. Iedereen weet dat als je op je beeldscherm op een kleine [foto] klikt dat er dan gerede kans bestaat dat je dezelfde [foto] vergroot te zien krijg. Zou je een groot beeldscherm hebben dan zie je de [foto] groter dan diegene die een klein beeldscherm heeft. Als je een prachtige [foto] in een magazine ziet, dan loopt je ook de kans om diezelfde [foto], tijdens een wandelingetje buiten, gigantisch groot op een billboard aan te treffen. Er zijn zelfs [fotoboeken] die je in verschillende formaten kan kopen, terwijl de [foto’s] erin krek hetzelfde zijn. Nu zijn dit vanzelfsprekende zaken voor de eigentijdse burger die hier dagelijks mee omgaat. De conclusie mag zijn dat een [foto] per definitie geen vast omschreven lengte en breedte heeft. Ook kunnen we nu concluderen dat de 2-dimensionaliteit van de [foto] ook een vaag abstract begrip is. En als een ‘zaak’ die wij met onze ogen kunnen aanschouwen alle formaten aan kan nemen, heeft het dus eigenlijk geen formaat. Maar wat heeft het dan wel wat betreft de breedte en de lengte van een [foto]? Wat we wel zeker weten is dat de [foto] grenzen heeft. Ergens houd de [foto] gewoon op; boven beneden links en rechts. De [foto] zit dus altijd in een kader. Een kader heeft de functie om zaken in te perken of af te schermen. Doch de woorden inperking en afscherming zijn wederom abstracte begrippen.
Nu is de [foto] een zo vanzelfsprekend iets, waar wij dagelijks vele malen mee te maken hebben. Vanwege dit ‘van zelf spreken’ ervaren wij ze als tamelijk concrete, gewone ‘dingen’. Tenminste, dat kan je concluderen hoe men het woord [foto] gewoon bezigt in onze taal. Wij maken [foto’s], wij wissen [foto’s], wij bergen ze op, wij bekijken ze, sturen ze op en bewerken ze, oftewel we doen ervan alles mee. En we beschouwen de [foto] meestal als een ‘ding’ en zelfs als een ‘feit’.
Natuurlijk kan je een [foto] afdrukken of printen op allerlei soorten papier, en jawel dan heb je een ding en een feitelijkheid. Maar dat is een afgeleide, een andersoortige manifestatie, van die [foto]. Het is niet de wezenlijke eigenschap van die [foto]. Er zijn [fotografen] die ze prachtig vergroten en inlijsten en zelfs verkopen, en dat doen ze dan ook vaak met een zekere ‘oplage’. Dus dezelfde [foto] kan je dan 100 of 12 keer naast elkaar aanschouwen. Welke is dan [DE Foto]? Ik bedoel maar; heeft de [foto] dan ook nog caleidoscopische eigenschappen? Het schijnt zo. Ook [DE Foto] in een magazine wordt 20.000 maal gedrukt.
Omdat een [foto] alleen maar een kader heeft en geen dimensies kan men dus stellen dat de [foto] een tamelijk abstract fenomeen is. Je zou je bijna afvragen of je eigenlijk wel van ‘de’ [foto] of ‘een’ [foto] kan spreken? Dan kan zeer beslist wel zolang men maar de [foto] niet beschouwt als een ‘ding’ of als een ‘voorwerp’. Nee het woord [foto] is geen voornaamwoord van een object, het woord [foto] is de benaming voor een abstract begrip. Ik vraag mijzelf af of een [foto] ook een feitelijkheid is? Nu ben ik zelf geen filosoof, dus ik begeef me op glad ijs als ik die vraag zou gaan beantwoorden. Wat ik wel zeker weet in termen van feitelijkheden: Ten eerste, dat er een hoop code en bits door mijn computer worden geslingerd zodanig dat die een [foto] op mijn beeldscherm configureert. Ten tweede, weet ik zeker dat er het nodige op mijn netvlies valt op het moment dat ik dan naar mijn beeldscherm kijk. Hoe die computer of printer dat doet vind ik niet bijster interessant, het kan mij verbazen doch niet verwonderen; gewoon solide toegepaste techniek. Koud en kil, en uiterst begrijpbaar, zou je het uitpluizen.
Wat ik wel hoogst verbazingwekkend en zeer zeker ook verwonderlijk vind is dat ik meteen in een split second de ‘configuratie’ op mijn beeldscherm, die men een afbeelding kan noemen, herken als zijnde een [foto]. Een [foto] onderscheid zich meteen, maar dan ook meteen absoluut direct van allerlei andere soorten afbeeldingen. Een bizarre eigenschap van het fenomeen [foto]. Een [fotograaf] kan nog zo schilderachtig [fotograferen] het is en blijft herkenbaar als een [foto]. En andersom, als een schilder nog zijn best doet om [fotografisch] te schilderen, het zal nooit en te nimmer op een echte [foto] lijken. Heel bijzonder.
Dit noopt ons om het abstracte begrip [foto] verder te onderzoeken.
Lees verder: “De [Foto} in Detail”
Bovenstaand is een artikel uit de serie:
Wat is dat dan, een [Foto]?
Deel I
Deel II
Deel III
Deel IV
In voorbereiding
Trackbacks/Pingbacks