Zelfs al zou je erop kunnen kauwen, heb blijft raar spul; De Tijd. Trouwens, wat nog maffer is; De Ruimte. Je kan van alles opruimen behalve ruimte, en eenmaal buiten die ruimte; dan valt er werkelijk niks meer te ruimen, in welke on-werkelijke zin dan ook. Tijd en ruimte zijn vrij praktische on-dingen. In feite bestaan ze helemaal niet. Het zijn twee vrolijke voorwaarden voor het wel-bestaan van al het andere, inclusief alle zaken die tijdloos zijn en beslist geen enkele ruimte innemen. Tijd en ruimte zijn zelfs de voorwaarden voor zaken die gewoon niet kunnen bestaan in diezelfde tijd-ruimte, zaken die alleen maar verbeeld of gedacht kunnen worden.
Tja, ‘k zal eens kijken of ik ergens een tweedehands filosofie cursus kan vinden. Zoniet, dan moet ik maar gewoon door blijven sparen voor een echte filosoof, die hier thuis de boel een beetje kan ordenen en fatsoeneren. Niet dat het hier nou persé een rommeltje is, maar toch struikel ik hier regelmatig over het fenomeen [fotografie], en dan nog maar te zwijgen over al die onverwachte [foto’s] waar ik mij bijkans dagelijks aan bezeer. Het blijft nu nog even behelpen.
Want zeg nou zelf: Ruimte is niks, en het is nergens. Wel bestaat er zoiets als het Niets met de eigenschap: ‘Ruimtelijk’. Maar het grote Niets is pas ‘Ruimtelijk’ op het moment dat er Iets is in het Niets. Nou, zal je mij nooit horen zeggen dat het leven geen zin heeft, want dat zou erop neerkomen om te zeggen dat Iets hetzelfde is als Niets. Ik geef toe dat er veel museahouders, galerie-houders, [fotografen] en andersoortige middelstanders zijn die in deze erbarmelijke denk- en kijkfout leven. Deze groepen van maatschappelijke zelfingenomenheid zijn te onhandig om zich te realiseren dat het Iets zou kunnen bestaan bij de gratie van het Niets. En dat is gans wat anders dan om te zeggen dat niets iets is, of andersom.
Als ik buiten naar een [foto] kijk, dan ontkom in niet aan de indruk dat de [fotografie] een verschijnsel is met alle karakteristieken van een afvalputje waar je niets en iets zomaar probleemloos en zonder pardon in kan weg-keilen. Ik ben nog nooit een konsumerende toerist of kunstenaar tegen gekomen die spijt en/of berouw had omdat ie teveel [ foto’s] had gemaakt. Dit komt natuurlijk omdat zij het echte kijken hebben uitbesteed aan een [foto]apparaatje. Daarbij komt ook nog bij, dat wij per dag meer [foto’s] maken dan we per week kunnen bekijken, daar hebben wij al multi-taskend geen tijd meer voor. En om dan toch nog maar een vorm van aandacht, concentratie of een andersoortige tijdsbeleving te simuleren vatten wij dapper post voor een scherm. Vele uren per dag, waar zich een ware continue stroom van [fotografische] beelden manifesteert. Ieder scherm is nu vanzelf een [foto]apparaat. En ieder [foto]apparaat is nu een scherm. Erger nog de [foto] is het scherm! En dat scherm, onze [foto], noemen we “Live-View”! En Live betekent hier in technische zin niets meer en minder dan “Direct”. Live-View is Direct-View.
De camera vult het leven direkt met View. Het echte leven speelt zich nu af tussen het scherm en de camera. Dus direct in de [foto]. Daar, waar in het midden wordt gelaten of iets niets is of zou kunnen zijn. Vrijheid betekent hier om in alle vormen en soorten en diversiteiten iets niet te doen of veel niets te doen, zodat je je ook niet hoeft af te vragen of dat alles in het midden net niet iets is en nooit iets direct niets. Waar iedere gedachte stolt en iedere verbeelding stilstaat, volledig verstoken van enige vorm van levendigheid omdat het bol staat van echte doch zeer onwaarachtige technische directheid, die ongegeneerd en arrogant getuigt van totaal niet terzake doende wereldomvattendheid. Globalisering op zijn smalst. En als je daarmee kan leven, als je dat eenmaal geaccepteerd heb dan mag je jezelf feliciteren, want dan besta je tenminste. Globaal weliswaar, maar toch. Dan behoor je eindelijk ook tot die slijtvaste middelmaat. Dan ben je de middelmaat, waar het altijd en eeuwig globaal goed meegaat.
Want heb je eenmaal met je “Live-View” al je denken, doen en zeggen verenigt met het bedwelmende en het winstgevende van het normatieve en het absoluut middelmatige van het [fotografische], dan leef je comfortabel in De Blinde Vlek met de naam [fotografie]. En die vlek is een weldadig misleidende plek waar alles automatisch wordt ingevuld, de enige plek waar het Iets werkelijk gelijk staat aan het Niets. Waar niets meer iets uitmaakt, waar op geruststellende wijze alles geen betekenis heeft. Waar niets Iets betekent. En dat is iets anders dan de ware betekenis van het Niets. Onze blinde vlek; waar betekenis een functie wordt van de invulling, die uitsluitend tot doel heeft het blinde te maskeren en te compenseren. Waar de invullers de opdracht krijgen om al hetgene wat niet-blind is ondergeschikt te maken aan het ene uniforme blinde. Waar in naam van het uniforme, het gemiddelde, en de maat van het midden, alles begrijpelijk is in termen van een opgelegde doch totaal onbegrepen ik-kijk-gezond-verstand-politiek. Alles zonder soortelijk gewicht, zonder mening en het daarbij behorende onfatsoen, concentreert het Zicht zich in het midden en wordt bepalend en regelgevend voor de te volgen garelen. En alles wat buiten die sporen valt is per definitie onverenigbaar met het geïnstitutioneerde design, de dolby-surround-rust en de onherkenbare decadentie van schoonheid die het middelmatige dagelijks synchroon en geluidloos uitschreeuwt. Het middelmatige zelf valt in geen enkel spoor, het heeft geen spoor. Het is spoor-loos. Het gareel van het midden hoeft dan ook niets te volgen. Het gaat dan ook werkelijk nergens naarheen. Ze mag en ze kan overal naartoe zolang ze haar blind-zijn en haar eigen-waan maar kan en zal bevestigen. Door haar intrinsieke eigenschappen zal ze altijd volledig immuun blijven voor alle bekentenissen en waardens van het buitensporige, voor het niet-blinde. Want het zichtbare staat betekenisvol garant voor Chaos. En dat is een ander woord voor Alles in het Niets. Chaos, een ander woord voor de enige Orde die werkelijk bestaat. En het is de enige Orde die uitnodigt om te denken en te kijken. Niet om je kijken en denken in te laten vullen met zaken die jezelf nooit gezien heb en die jezelf nooit gezegd heb:
Daarom; Musea vol met illegale kopiën van ongeziene nietszeggendheid. Muren vol met gestolen werkelijkheid van valsmunters die zichzelf [fotograaf] laten noemen (en vaak ook nog kunstenaar); zolang ze de in omloop geraakte waren maar luidruchtig en zichbaar kunnen laten rouleren. Als het gecounterfeite eenmaal rouleert valideert het zichzelf omdat het rouleert. Gewoon omdat het imago van het geld zich vermomt als het geld van het imago, want de fotograferende kunst-toerist spiegelt zich aan elk scherm welk geen spiegel is. Zou hij zonder scherm de wereld in kijken dan geraakt hij uit zijn rol, omdat de zaken dan beslist niet meer overeenstemmen met zijn “Live-View”,
Zijn [fotografie].
En wat [fotografie] zo stuitend irritant maakt is dat het een manier van registreren is die is verworden tot een vorm van observatie. En de norm voor het kijken in het algemeen. We willen helemaal niet weten dat de [foto] een technische registratie is. En als we het weten, willen we het niet zien; Liever de illusie van een vermeende subjectieve observatie dan de kille technische visuele data waar op technisch-creatieve wijze mee gegoochelt is. De [foto]camera als sorteermachiene, om op efficiënte wijze het gemiddelde van de verzamelde vormen te kunnen berekenen. Dat iets wat ‘verderweg’ staat groter is maar kleiner wordt afgebeeld doet niet terzake. De hiërarchie en macht van het nabijzijnde wordt hier tevens mee geïnstitutionaliseerd. Er kan uitsluitend iets relevants gebeuren in een brandpunt, daarbuiten is alles onbelangrijk en onzichtbaar of op zijn minst flink on-scherp, on-begrijp en on-bereikbaar. Observeren beperkt zich vanaf nu uitsluitend tot het verzamelen en registreren van vooraf bepaalde brandpunten. En het [foto]apparaat registreert wat wij niet meer kunnen observeren om dat het apparaat tussen ons en die werkelijkheid staat. Verwonderd observeren we nu de registraties van iets wat we zelf nooit geobserveerd hebben. Het enige wat dan nog een beetje meezit is het rotsvaste geloof van de bekijker van de [foto]. Deze beschouwer van die [foto] gelooft werkelijk dat de [fotograaf] er ‘aanwezig’ was. Dat die aanwezigheid een ander moment betrof dan dat moment waarvan de [foto] getuigt doet geheel niet terzake, zolang ieder wankelmoedig [fotografisch] bewijs van het nabij-geweest-zijn belangrijker zal zijn dan de onbewijsbare ongelijktijdigheid van de geregistreerde gebeurtenis die wel door iets maar beslist door niemand werkelijk is waargenomen. In deze overmoed verwarren wij de registratie met de observatie. Onverhoopt maakt het de kijker tot fotograaf en de fotograaf tot kijker van het ongemerkt verdwenene. En op dit moment waardoor we het verschil niet meer kunnen zien en weten tussen de registratie en de observatie , weten we ook het verschil niet meer tussen informatie en betekenis. Illusoire nabijheid wordt verward met non-symbolische gelijktijdigheid. Zodoende is alle symboliek en alle kennis door deze vorm van kijken per definitie uit het beeld verdwenen. En uiteindelijk zitten we opgescheept met voor-gevormde beelden die ons dwingen alles genormeerd te bekijken en te ervaren. Deze dwang blijkt dan ook de enige werkelijke inhoud te zijn van iedere foto, onzichtbaar aanwezig, omdat we ons hebben laten verleiden om onze eigen Blinde Vlek zomaar automatisch door een apparaat te laten invullen. Maar wat je ook stopt in die blinde vlek, die blinde vlek blijft altoos blind. Omdat we niet willen weten dat we gedeeltelijk blind zijn, concentreren we ons op de kunstmatige invulling van deze partiale blindheid, waardoor we echt blind kunnen worden, als we blijven volharden in ons onvoorwaardelijk geloof in de beleving van het kunstmatige; Het [fotografische] beeld welk wij momenteel ervaren als Direct-Live. Ieder [foto]-kijker is dan meteen een Live-[fotograaf] en iedere [fotograaf] is dan ongewild een Direct-kijker van afbeeldingen waaruit iedere verbeelding is weggemarteld door middel van kostbare gepatenteerde algoritmes, die ons verzekeren dat de onbereikbare abstractienivoo’s ook werkelijk onbereikbaar zullen blijven.
Het zeer wel betaalbare gemak van deze perverse allure waar mee [fotografie] zich wist te verrijken is zo bedwelmend en hypnotiserend dat we het voor de zekerheid (en uit angst voor af-kick verschijnselen) gewoon maar als de enige norm en vorm van observeren zijn gaan beschouwen. Een comfortabele en profijtelijke regeling die zorgt dat we nooit meer door andere beelden ontregelt raken. Laat staan door de gedachtens en verbeeldingen van die andersoortige beelden. Het [fotografische] is de absolute norm geworden voor beeld en verbeelding.
Want laten we wel wezen: alles moet er uitgaan zien als een [foto]. Want, omdat nu blijkt dat de [foto] beslist niet op de werkelijkheid kan lijken dan kan je er natuurlijk op zijn minst voor zorgen dat de werkelijkheid op een [foto] lijkt. En dat schijnt in de praktijk geen enkel probleem op te leveren. Meisjes die eruit willen zien als een foto van Britney Spears. Jonge mannen die hun uiterste best doen om er zeer [fotografisch] ongeschoren uit te zien. En we worden daardoor ongemerkt specialisten in het vertonen van de vertoning van het tonen. En zoals iedere keuken in nederland op een [foto] uit het IKEA-museum lijkt, zo lijkt nu ieder museum op een [foto] die nergens op hoeft te lijken, zolang de keuken en het restaurant van het museum maar ergens op lijkt.
Tja, waar heb ik het allemaal over? Het was de bedoeling om wat over [fotografie] te schrijven. Over de [foto] en haar tijd en haar ruimte. Helaas laat ik mijzelf iedere keer weer verleiden en leiden door mijn eigen twijfel en ongeloof in deze zaken, resulterende in mijn overtuiging dat de [foto] en de [fotografie] eigenlijk totaal niet meer bestaan. In welke vorm dan ook. En zou het ooit bestaan hebben dan is het medium doodgemarteld. Onder de druk om een valse bekentenis te geven is het medium bezweken. Nu wordt de [fotografie] bejubeld en vereerd omdat datgene, wat zij weergeeft en toont, de enige werkelijkheid en de waarheid is. Geen museum, geen galerie, geen kunstverzameling en geen instantie die niet bezwijkt voor deze terreur van het onbezoedelde [fotografisch]perspectief. En al deze instellingen worden geleid door personages die zichzelf op de borst slaan dat ze werkelijk geen verstand hebben van [fotografie] maar wel met hun ‘live-view’ alles direkt begrijpen van de ‘werkelijkheid’. En zolang er zich maar niemand mee bemoeit die er wel verstand van [fotografie] heeft, dan gaat alles goed en naar wens. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat nieuws-gierige en onder-zoekende nit-witten met een camera zomaar veranderen in Inquisitoren met een zieke “Live-View”? Ik vrees dat één en ander van doen heeft met wat ik het “Joop-van-de-Ende-Perspectief “ zou willen noemen. Als geen ander weet Joop natuurlijk wat theater echt is. Zijn vrouw Janine van de Ende is nu voorzitter geworden van het Epson-[Foto]-Festival Naarden. Lieve Janine weet als geen ander wat [fotografie] echt is, natuurlijk. Ze heeft ooit wel eens exposities georganiseerd in één van de theaters van haar man. ‘t Kan verkeren. Zou deze Janine met haar status en rijkdom beschermdame zijn geworden van dit [Foto] Festival, dan zou ik dat kunnen begrijpen en respecteren. Maar nee; zij is de voorzitster geworden van dat avontuurtje. Zij mag uiteindelijk be-talen, ver-talen en be-palen wat [fotografie] wel of niet be-tekent. Zij paalt het perk met haar onbekende onbepaalde on-beperktheden. Joop en Janine; de vlees geworden Nederlandse brandpunten voor de geprofessionaliseerde kunstzinnige middenstand, die daar hun optiek dagelijks op kunnen ijken. Geen verkeerd woord over deze personen. Breek mij de bek niet open, want ik zou nog menig achtenswaardige en gedecoreerde burger in bovengenoemd perspectief kunnen plaatsen, voor frissere herkenbaarheid. Laat het geen belang hebben.
Ruimte kan je niet opvouwen, en je kan er niet langdurig op kauwen. Hoelang duurt de ruimte en hoe groot is de tijd?. Geloof je echt in het onwerkelijke van [fotografie] dan is de [foto] oneindig en eeuwig. Geen enkel beeld behoeft dan nog een gedachte. Geruisloos betekent alles gewoon niets, alles volledig perspectiefloos. Omdat werkelijkheid [foto] is geworden hoeft niemand zich ooit meer iets te verbeelden.
Ruimte bestaat niet, maar is een voorwaarde voor al het bestaande, waardoor al het bestaande ruimtelijk word.
[Fotografie] bestaat, maar is geen noodzakelijke voorwaarde om zaken af te beelden, en toch zijn al onze beelden [fotografisch], waarom?
De [foto] bestaat niet, wel zijn er miljarden afbeeldingen op onze schermen die [fotografisch] zijn. Onze “Live View” is [Fotografisch]? Wat is dat voor een modus?
En is die noodzakelijk?
++
++
++
Tweet
Schrijf je in voor
Mijn Nieuwsbrief
En blijf op de hoogte van mijn nieuwe artikelen. Die uitsluitend zullen gaan over mijn zoektocht en ideëen betreffende [fotografie]
You have Successfully Subscribed!
Nothing Goes A Long Way