Selecteer een pagina

++

+

Roland Barthes heeft in 1980 een boek geschreven over zijn ervaringen met fotografie. Camera Lucida. Zelf fotograaf zijnde ervaarde ik dit boek als duister en onbegrijpelijk. Nog steeds overigens. Ik heb daar een half jaartje geleden een kritisch stukje over geschreven. Waarin ik Roland Barthes beschreef als een toch wel ietwat onnozele en goedgelovige man. (Barthes GoedHeiligMan. 4-4-08). Dit alles inzake het onderwerp fotografie. Wel begrijp ik dat Roland Barthes een man van stature is met niet alleen een reputatie doch zeer zeker ook met verdienste. Alleen dat laatste is vanwege mijn onbekendheid met zijn andere werken nog moeilijk te plaatsen. Dus moet ik afgaan op dat wat de wereld mij influister, namelijk dat Roland Barthes een belangrijke man is geweest voor ons denken. Nooit ligt het in mijn bedoeling een persoon de grond in te boren maar wel om zijn gedachtengoed kritisch te benaderen. In dit geval ging het gedachte goed over fotografie. Mijn handicap in het kritisch beoordelen van zijn uitspraken ligt in het feit dat ik een persoon ben die ietwat overdreven beeldend denkt terwijl Roland Barthes een krachtpatser is op het gebied van het geschreven woord, waardoor ik konstateer dat hij ook overdreven talig denkt. Zoveel is mij wel duidelijk geworden. Er zou dan een situatie kunnen ontstaan waarin zijn beeldende onduidelijkheid complementair is voor mijn literaire duisternis. Of dat zijn onbegrijpelijkheid complementair is aan mijn eigen onbegrip. Ik begin nu een vermoeden te krijgen dat dat ook werkelijk het geval is in mijn relatie met Dhr. Barthes. Het aardige ervan is dat ik dit nieuwe inzicht ook geheel te danken heb aan Roland Barthes zelf, jawel.

Blijft onverlet dat ik zijn ideeën over fotografie nog steeds niet echt begrijp. Maar wederom geeft dhr. Barthes mij een handreiking, of een sleutel als je het zo noemen mag, tot eventuele oplossing van dit dilemma. Hij schrijft:

 

Omdat er geen denken is zonder taal, is de vorm de eerste en laatste beslissende instantie voor de literaire verantwoordelijkheid, en omdat de samenleving disharmonieus is, schept de taal, noodzakelijk, en noodzakelijkerwijze gedetermineerd, voor de schrijver een verscheurde situatie. (1953 – De nulgraad van het schrijven)

 

Het meest prangende voor mij, in deze, is zijn opmerking dat er zonder taal geen denken is. Misschien tegen de stroom in, ervaar ik dit toch werkelijk als een bizariteit. Omdat ik voor mijzelf (let wel: mijzelve) niet beter weet dat er zonder beeld geen taal is en geen denken. Want verbeelding komt niet voort uit het denken en de taal, de taal en het denken komen voort uit de verbeelding. Wel kan ik mij voorstellen dat de ontwikkeling van onze taal parallel loopt met ons taalkundig denken. Maar allereerst was daar het beeldend denken, waaruit onze taal voortkwam. En taal is een duiding van al die beelden. (En niet de duiding) En mijn eigen ervaring is dat als ik in het beeld leef mijn taal en al haar woorden geheel verdwijnt. En voor de duidelijkheid: met taal bedoel ik dan het sequentieel en lineair in woorden en begrippen denken. Nu heeft Roland beslist een schoon beeldend vermogen, maar vooralsnog leeft en denkt hij primair in en vanuit het geschreven woord. En deze constatering wordt bevestigt door zijn stelling dat er zonder taal geen denken is. Zonder taal is er geen talig denken, maar beslist wel een beeldend denken. Taal demonteert het beeld in stukjes, die dan weer in een bepaalde volgorde op een rijtje moeten worden gezet; Natuurlijk bevindt de schrijver zich dan in een verscheurde situatie! Door hemzelf gecreeërd overigens.

 

Indien men kritiek produceert is het natuurlijk erg gemakkelijk om iemands zwakheden op te zoeken. Mooier zou zijn als men iemands macht, kracht en positiviteit onderzoekt. Om te onderzoeken waar zo een iemand werkelijk voor staat. En dat dan buiten de ring van die fotografie welke ons toen bond in zijn boek over fotografie. Waarvan niet geheel duidelijk was of het nu ging over zijn fotografie, mijn fotografie of de fotografie in het algemeen. Vandaar dat ik na mijn geschreven artikel besloot om ook andere werken van Roland Barthes te bestuderen.

 

Enigszins lukraak bestelde ik bij uitgeverij IJzer het boek “Mythologiën”. Welk Roland in de jaren 50 van de vorige eeuw geschreven heeft. Het bestaat uit 53 artikelen over beschouwingen van het dagelijkse leven in Frankrijk, met als uitsmuiter een zeer pittig essay over het taalkundige fenomeen “Mythe”. Ik zit nu al een paar dagen te grasduinen en te studeren in zijn boek, en heb het gevoel of ik weer in de schoolbank zit. Deze meneer is beslist een intelectueel in hart en nieren. Een taal-kunstenaar zal ik hem nog niet noemen, wel een taal-technicus. Want met zijn taal heeft hij het over de taal van de taal in onze taal, waardoor het in sommige gevallen een abstractie-niveau bereikt die mij regelmatig nopen te controleren of mijn veiligheidsriemen wel goed vastzitten. Soms lees ik zinnen die mijn petje te boven gaan. Maar hij beschrijft de zaken zo inspirerend dat ik het lef niet heb om af te haken. Dapper lees ik door, wetende dat alles misschien straks toch nog op zijn pootjes terecht komt. Met andere woorden; ik bevind me momenteel in een weldadig mooi avontuur, waar ik intens van geniet. Een fantastische rolercoaster.

 

In een interview in januari 1972 stelt Barthes:

 

“Het is mijn diepe overtuiging (en die is al sinds twintig jaar aan mijn werk verbonden) dat alles taal is, dat niets ontsnapt aan taal, dat de gehele maatschappij door de taal doorkruist, gepenetreerd wordt.“

(Grain de la Voix, p.145).

 

Ik begrijp nu helemaal waarom Roland Barthes dat zegt. Of ik het met hem eens bent is een andere zaak. Wel heb ik grote bewondering hoe hij met zijn taal-technieken zijn eigen observaties ontleed. Met verbeelding, moet ik erbij zeggen! Een term overigens die ik Roland nooit heb horen bezigen, wel uitvoerig de woorden en begrippen: teken, betekenis, de betekenaar, en de betekende. Maar nooit de woorden verbeelding, beeld, inbeelding en uitbeelding . En dat vind ik curieus maar ook veelbetekenend. En voor mij is dat misschien de “missing link”. Maar goed, mijn blinde vlek is het woord en zijn blinde vlek het beeld. Zijn oogklep is de semiotiek en de mijne is het perspectief. Welke allebei wetenschappelijke concepten zijn. Erger nog; ze zijn beide taalkundig van aard en oorsprong. En dat feit is dan weer iets wat ons onlosmakelijk verbindt! (Tja, het blijft een heerlijke puzzel.)

 

Zeker is dat Roland Barthes een verdienstelijk en gerenommeerd persoon is. Zelf beschik ik nog niet over de middelen om hem op de juiste waarde te schatten. Maar wat niet is kan nog komen. Wat ik wel weet is dat hij een visionair was, want wat hij 50 jaren geleden al schreef over foto’s had ook gisteren geschreven kunnen worden:

 

De meeste foto’s zijn onecht, juist doordat zij het midden houden tussen de letterlijke weergave en de verfraaïng van een feit: te veel bedoeld voor een foto en te natuurgetrouw voor een schilderij, geven zij noch de opschudding die het feit zou veroorzaken, noch de waarheid van de kunst: men heeft zuivere tekens willen maken zonder die tekens hun dubbelzinnige en vertragende diepte te geven.

++

++++

Schrijf je in voor

Mijn Nieuwsbrief

En blijf op de hoogte van mijn nieuwe artikelen. Die uitsluitend zullen gaan over mijn zoektocht en ideëen betreffende [fotografie]

You have Successfully Subscribed!

Pin It on Pinterest

Share This